dot
Verfijn zoekresultaat
Print
Klik hier om dit item toe te voegen aan de selectie
Titel Gevolgen van de toepassing van de Fair Practice Code : een analyse voor de meerjarig gesubsidieerde instellingen en festivals
Auteur R. Geukema, R. Goudriaan, D. van der Woude
Corporatieve auteur Paul Postma marketing consultancy, SiRM
Plaats van uitgave Utrecht
Jaar van uitgave 2020
Annotatie 29 p.
Trefwoorden creatieve industrie, management, financiering, podiumkunsten, culturele organisaties, festivals, cultuurbeleid, programmering, arbeidsvoorwaarden, sociaal-economische positie, arbeidsmarkt, culturele organisaties, Nederland, onderzoeksrapporten (vorm), statistieken (vorm), fair practice


Samenvatting
De toepassing van de Fair Practice Code leidt bij - een gelijkblijvend aanbod - onvermijdelijk tot hogere personele lasten in de culturele en creatieve sector of – bij een gelijkblijvend financieel kader – tot een vermindering van het culturele en creatieve aanbod, tenzij de instellingen of festivals erin slagen om aanzienlijk meer eigen inkomsten te verwerven. Het ministerie van OCW heeft daarom laten onderzoeken wat in 2021 bij een gelijkblijvend aanbod de totale meerkosten van de invoering van de Fair Practice Code zijn bij instellingen en festivals met een meerjarige subsidie van het Rijk of decultuurfondsen van het Rijk? En wat zijn de consequenties voor het culturele aanbod als instellingen en festivals de Fair Practice Code moeten toepassen bij een gelijkblijvend financieel kader? Het blijkt dat de meerkosten van de Fair Practice Code 20,1 miljoen euro bedragen, uitgaande van het huidige aanbod van meerjarig Rijksgesubsidieerde instellingen. De meerkosten bestaan uit compensatie voor tekortschietende beloning en onbetaald structureel overwerk. Bij deze kosten zijn niet meegenomen de jaarlijkse indexering en de meerkosten als gevolg van wet- en regelgeving.

Culturele instellingen zullen hun aanbod moeten verminderen om Fair Practice toe te passen als er geen extra financiële middelen worden gevonden, zo concludeert de minister in haar begeleidende brief aan de Kamer, d.d. 19-2-2020.